Bij het ontbijt om half 8 kijk ik mijn mede passagiers nog eens aan, Iwar uit Estonia, James uit New Castle en aan het andere tafeltje het aardige Zweedse echtpaar wat op vakantie en onder weg is naar San Sebastiaan, dan nog de Belg Jan en zijn Noorse vrouw. De eerste twee zijn vrachtwagen chauffeur en ik kom nog meer te weten over de wereld van het internationale transport. Hoeveel zo’n truck verbruikt onder welke omstandigheden en hoeveel het kost om een tank van bijna 600 liter diesel te vullen. Iwar rijd met het merk M.A.N, en James heeft een woord speling op deze afkorting. Ik begrijp aan de woorden van James dat zijn Scania superieur is aan de M.A.N. van Iwar. Daar James meestal het weekend thuis is gaat Iwar voor 2 tot 3 maanden van huis om dan vervolgens een paar weken vrij te zijn. Soms heeft hij 48 uur achter elkaar vrij als hij op het depot terrein in Lille, van de firma waar hij voor werkt, wat langer tussen ladingen in moet wachten. Hotel is er niet bij. In de cabine slapen en af en toe in een truckers restaurant of café een keer douchen. De west europese chaufeurs eten vaak in restaurants, de oosterlingen zoeken elkaar op en gaan langs de kant van de weg zelf wat koken onder het genot van sigaretten en een paar blikjes goedkoop bier. Het lijkt een romantisch bestaan, maar hun kleren moeten na verloop van tijd net zo gaan stinken als de mijne.
Begrijpelijk is dat ik na met al deze aardige mensen kennis gemaakt te hebben niet durfde door te zetten met de kaping van het schip, en leg me er bij neer om de “volle” zeventien jaar op eigen kracht verder te moeten werken tot de pensioen gerechtigde leeftijd is bereikt. Misschien heb ik tegen die tijd toch nog genoeg kracht in mijn lichaam om nog wat expedities te ondernemen. De Grieken hebben tegen die tijd al zoveel geld uit onze economie gezogen dat er voor mijn vrouw en ik geen camper meer van onderhouden kan worden, als er nog zoiets als pensioen zou bestaan tegen die tijd.
Hier op het schip geld verder de “no nonsense aproche”, dit houd in dat er niet met een aangename stem in 8 verschillende talen wordt omgeroepen dat het ontbijt geserveerd gaat worden tussen 7 en 11 in de Edwina zaal op dek 4, hier volstaat het voor de kok om met rauwe stem de passagiers in de mess room toe te scheeuwen “anybody more eggs?”. Hier eet je als passagier met de rauwste zeebonken mee, alle finesse ontbreekt aan het eten, wel is het veel, héél veel, en vet. Zo begint het ontbijt met een “Tower of Sauron” van spek, eieren en bagger vet gebakken aardappelen. Fantastisch gegeten dat spreekt vanzelf. Er staat een lichte zee met de bekende korte Noordzee golven, die nooit echt hoog worden omdat het water hier niet echt diep genoeg voor is, maar wel vervelend kort op elkaar met witte schuim kuifjes. Ook veel wind, maar het schip vaart toch nog bijna 40 kilometer per uur, voor echte zeevarenden is dit bijna 22 knopen en een zeer respectabele snelheid. Het is zonnig en natuurlijk droog!
Het dag ritme wordt bepaald door de shifts die de “echte” bemanning maakt. Dus ontbijt vanaf 7, voor passagiers half 8, lunch om half 12, en 12 voor passagiers. Ik heb me laten vertellen dat het vandaag Nassi Goreng zal zijn, en de oude kok weet van Indonesische mensen in Nederland. Ik vertel dat ze voornamelijk uit de Molukken komen, en hij herinnerd zich de treinkaping uit de jaren zeventig bij Wijster, waar het leger in der tijd buitensporig veel geweld gebruikt heeft om de gijzelaars te ontzetten. Dit zette natuurlijk nog meer kwaad bloed bij de Molukse gemeenschap die door de Nederlande regering toch al een flinke loer gedraaid was met hun belofte op een onafhankelijke staat. Nu gaan de gerechten Nassi Goreng en Stamppot rauwe andijvie in de Nederlandse keuken in ieder geval weer goed met elkaar om. Thuis nog maar eens nakijken hoe dat zit met de Molukkers in Nederland, eigenlijk al jaren niets meer van gehoord, en ik vermoed dat de Molukse schaduw regering in ballingschap inmiddels is opgeheven. Misschien was het een idee geweest om deze capabele shaduw regering een poosje in Athene te laten oefenen, ze hadden het naar mijn idee nooit slechter kunnen doen dan de dikbuikige, zwaar getatoeerde uitsmijters van de “Gouden Dageraad” partij.