Na de super lange siesta van gistermiddag was ik weer veel te laat gaan slapen en heb daardoor moeite om er uit te komen. Hier in de bewoonde wereld gelden weer de regels waar iedereen zich zonder vragen te stellen altijd maar aan houd. Het slaap ritme, de tijden van de maaltijden en hier in het hotel de tijd waarop je moet zorgen dat je kamer leeg is. Dit hotel interieur is door een of andere kruising tussen Jan de Bouvrie en een Japanse mie draaier in elkaar geflansd. Het thema is grotendeels aardkleuren met witte vlakken, gelardeerd met objecten van door de zee gepolijst wrakhout, daar tussendoor nog wat van die Aziatische houten splinter meubel troep die een paar jaar geleden na de golf van geloogd grenen, in Nederland ook zo populair was. En daar weer bovenop een veel te dikke klonterige saus van Feng Shui. Als ik vraag waarom de rijstkoker, het symbool van rijkdom en geluk, niet op de oostelijke muur staat en het water, het symbool van voorspoed en gezondheid, niet naar het zuiden stroomt, kijkt de manager mij verbaasd aan. Ook het management is typisch genoeg in het Feng Shui boekje nooit verder gekomen dan de eerste paar bladzijden, en hebben zo de Best Western keten laten “rippen” door één of andere valse goeroe uit Dusseldorf. Jammer hoor, gemiste kans. Als je een thema hotel wil maken, doe het dan goed en maak er geen Kabouter Plopsa land van.

Wie weet ben ik wel te streng in mijn beoordeling, na bijna 3 en een halve week regen begin ik zelfs een beetje knorrig te worden. De kamer was klein maar netjes en leuk ingericht, het ontbijt buffet ook niets op aan te merken. Ik ga terug naar beneden, tijd om uit te checken, en gelukkig zit Johanna weer achter de “Front Desk”, zij is met haar ietwat strenge zwarte bril het lachende gezicht van alle Best Western Hotels in de hele wereld. De hele dag vrolijk, en neemt de tijd om iedere stomme vraag uitvoerig te beantwoorden, hostmanship in iedere vezel van haar godelijke lichaam. Ik heb nog dik een uur over voor dat ik me kan gaan melden op het haventerrein, dus strijk zolang met gratis koffie in de brick a brack Feng Shui toonzaal neer, om nog een laatste uurtje te kunnen internetten. Buiten regent het alweer. Dat had ik niet verwacht, je zult altijd zien dat als je vakantie is afgelopen de zon ineens gaat schijnen.

Het regent niet hard genoeg om me helemaal te doorweken voor ik op het haventerrein ben, daar is de afstand te kort voor. Vanuit de ontbijtzaal zag ik zojuist de boten van de DFDS Line al liggen. Ook nu weer een sterk staaltje van regelgeving, ik moet naar zeggen met een auto mee naar de boot rijden, “security and port regulations”, want op het terrein fietsen zou te gevaarlijk zijn. Ik lach de knul van de haven bewaking recht in z’n gezicht uit en vertel hem dat ik net de E45 heb overleeft, en het haventerrein daarbij vergeleken op een kinderspeelplaats lijkt. Ik maak een deal en zeg dat als hij mijn fiets in de auto kan krijgen ik ook dan pas instap. In gedachte zie ik hem de stoelen al neer klappen en rekenen. Dan kijkt hij me aan en zegt: “Drive close behind me, and be extremely carefull”. Met één hand aan het stuur, en met de andere foto’s makend van de zware kranen langs de route, rij ik met nog geen 20 km over het inmense haventerrein achter hem aan. Voor de zekerheid staan de zwaailichten van zijn auto aan, je weet maar nooit. Er gebeurd natuurlijk niets, de machines die op het terrein rijden zijn zo groot dat ik daar m’n bril nog niet voor hoef op te zetten.

Aan boord nemen ze je passport in, je krijgt het pas bij het verlaten van het schip terug. De zin ontgaat me, in het pasport zelf staat dat je het nooit mag afgeven, maar ik ontneem ook deze “paper pushers”, zoals dat in het engels heet, hun pleziertje niet. De hut is net als vorige keer netjes en groot genoeg, met bed, tafeltje, een soort van sofa bankje en verder nog douche met toilet. Dan komt het moment waarop ik m’n tassen open maak. Zelf wordt ik in de kleine ruimte van de hut nu toch ook wel een beetje akelig van de lucht die van de half rottende shirts afkomt. Uit m’n gele roltas komen de ransoenen, of wat daar nog van over is, en het Sami mes. Dan zie ik helemaal onderin ook nog het busje Pfeffer-Spray liggen wat ik in Duitsland kocht om eventueel te opdringerige beren in Finland mee op afstand te kunnen houden, alleen bedoeld voor een hopeloos noodgeval natuurlijk. Mijn hersenen gaan nu ineens in “interstellar overdrive” en ik zie voor ogen dat ik hiermee net als een stel van die ongewassen Somalische piraten het schip zou kunnen kapen. Ik heb zelfs als voordeel dat ik al aan boord ben. Wat zou je kunnen vragen voor 8 passagiers, 14 bemaningsleden en een peperduur schip helemaal vol met nieuwe Volvo automobielen? Ik begin snel te rekenen achter op het toegangs bewijs van het havenkantoor. Ik kom uit op iets minder dan 200 miljoen. Dat zou genoeg zijn om met een butget van € 5000,- per dag 10 jaar lang de wereld rond te fietsen. Als ik dan terug kom hoef ik met mijn dan finaal afgejakkerde lichaam nog maar 5 jaar te werken tot de pensioen gerechtigde leeftijd. De toekomst bied weer perspectieven.

Ik zet de Pfeffer-Spray klaar en haal het mes tevoorschijn, het vlijmscherpe 35 centimeter lange lemmet schitterd ijskoud in de tl verlichting…….. Dan besluit ik nog even te wachten tot na het eten, op een lege maag kan je niet goed kapen.